De 16 meest gebruikte afkortingen in de duurzaamheid

Afkortingen duurzaamheid

Afko’s, ze kunnen handig zijn, maar zorgen soms ook voor verwarring en onduidelijkheid. Zeker als je net begint met duurzaamheid, kan het je gaan duizelen. Daarom hebben we een lijst voor je opgesteld met de 16 meest voorkomende afkortingen op het gebied van duurzaamheid. Doe er je voordeel mee!

B-Corp: Benefit Corporation – Een type bedrijfsstructuur dat winst nastreeft naast positieve sociale en milieu-impact.

C2C: Cradle to Cradle is de ultieme vorm van duurzaam ondernemen. Het betekent dat de grondstoffen die je gebruikt volledig hergebruikt kunnen worden, zonder hun waarde te verliezen.

CO2: Koolstofdioxide – Een broeikasgas dat verantwoordelijk is voor een groot deel van de opwarming van de aarde en klimaatverandering.

COP: Conferentie van de Partijen (Conference of the Parties) – De jaarlijkse bijeenkomst van landen die het VN-Klimaatverdrag hebben ondertekend om over klimaatverandering te onderhandelen.

CSDDD: Corporate Sustainability Due Diligence Directive. Een richtlijn om negatieve effecten op mensenrechten en milieu in waardeketens centraal aan te pakken.

CSRD: Corporate Sustainability Reporting Directive. Richtlijn waarmee bedrijven verplicht worden om te rapporteren over hun impact op de mens en klimaat.

EPD: Environmental Product Declaration. Een EPD is een document waarin informatie te vinden is over de milieu-impact van een bepaald bouwmateriaal. Deze informatie wordt op een gestandaardiseerde wijze weergegeven, om het vergelijken van verschillende materialen eenvoudiger te maken.

ESG: Milieu, Sociaal en Governance (Environmental, Social, Governance) – Criteria die worden gebruikt om duurzaamheid en verantwoord ondernemen binnen bedrijven en investeringen te beoordelen.

ESRS: De CSRD wordt nader uitgewerkt in duurzaamheidsrapportage standaarden, die worden European Sustainability Reporting Standards (ESRS) genoemd. ESRS geven inzicht in de inrichtings- en openbaarmaking vereisten van het duurzaamheidsverslag. Ze bevatten handvatten voor hoe het duurzaamheidsverslag eruit moet zien.

GHG: Broeikasgassen (Greenhouse Gases) – Gassen die bijdragen aan het broeikaseffect en de opwarming van de aarde, waaronder CO2, methaan (CH4) en lachgas (N2O).

GRI: Global Reporting Initiative – Een organisatie die richtlijnen biedt voor duurzaamheidsrapportage door bedrijven.

LCA: Life cycle assessment is een methode voor het in kaart brengen van de invloed van producten en menselijke activiteiten op het milieu.

MVO: Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (Corporate Social Responsibility) – Een bedrijfspraktijk waarbij bedrijven streven naar positieve impact op sociaal, milieu- en economisch gebied.

PSO: Prestatieladder Sociaal Ondernemen is een wetenschappelijk onderbouwd kwaliteitskeurmerk van TNO. Het is een instrument dat inzicht geeft in de mate waarin organisaties meer dan gemiddeld sociaal ondernemen, gericht op de arbeidsparticipatie van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt.

SDG’s: Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals) – Een reeks van 17 doelen opgesteld door de Verenigde Naties om wereldwijd duurzame ontwikkeling te bevorderen tegen 2030.

SROI: Social Return On Investment. De Rijksoverheid bevordert dat ondernemers bij aanbestedingen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt inzetten. Dit heet social return on investment.